Mijn schaken

door Koen de Vries

We hebben het hier al eerder over hardloopboeken gehad. Om die reden liggen er nu een paar op m’n vakantiestapeltje. Ik was van plan om daar ook een schaakboek aan toe te voegen, maar dat hoeft niet meer. Ik heb het al uit. Hardloopboeken zijn leuk om te lezen, schaakboeken ook. Zeker als ze door Hans Ree geschreven zijn..

Mijn Schaken lag vorig week bij ons op een bureau van de sportredactie. Duidelijk een presentexemplaar, een boek waarvan de uitgever hoopt dat er een (lovende) recensie over wordt geschreven. Onder de noemer ‘pik in, ’t is bijna zomervakantie’, stopte ik het in m’n tas. Thuisgekomen wilde ik er tegen beter weten in één hoofdstukje uit lezen. Het heeft me een groot deel van m’n nachtrust gekost. Wat een geweldig boek. Waarom worden er ook niet zulke hardloopboeken geschreven? En waarom zijn er maar zo weinig hardloopboeken?

In het verhaal Max Euwe Centrum staat (op pagina 204) het volgende:
Kort na elkaar vroegen twee mensen me eens hoeveel schaakboeken ik had – eerst een buurman, die zelf wel veel boeken heeft, maar niets over schaken. ‘Tussen de twee- en drieduizend’, zei ik. Hij was verbaasd: ‘Zoveel boeken over een spel? Hoe kan dat?’
Kort daarna werd dezelfde vraag gesteld door de eigenaar van de schaakboekwinkel Le Due Torri in Bologna, en ik gaf hetzelfde antwoord. De boekhandelaar was ook verbaasd, maar op een andere manier: ‘Maar u bent toch een gerespecteerd schaakjournalist, hoe kunt u dan uw werk doen met slechts drieduizend boeken?’

De vraag waarom er zo weinig hardloopboeken geschreven worden, kan ik het best beantwoorden vanuit het prespectief van de schaker. Schaakboeken zijn er ten eerste zo veel omdat er heel veel geschreven is en wordt over de theorie. Er zijn alleen al vele duizenden schaakboeken met analyses van openingen, gambieten en eindspelen. Daar komt bij dat schaken een heel andere sport is dan hardlopen. Een hardloopwedstrijd duurt in het uiterste geval een paar dagen (Spartatlon, Marathon des Sables). Een schaaktoernooi kan weken duren en dan zitten de spelers onophoudelijk op elkaars lip. Zo leer je elkaar wel kennen en maak je van alles mee.

Hans Ree schrijft over schakers die hij gekend heeft en die een rol hebben gespeeld in zijn leven. Het gaat over bekende schakers als Magnus Carlsen, David Bronstein, Bobby Fischer, Vishwanathan Anand, Hein Donner, Viktor Kortchnoi, Max Euwe en Jan Timman, over kunstenaars die (goed) konden schaken zoals Marcel Duchamp, John Cage, W.F. Hermans en Vladimir Nabokov en onbekendere grootheden, onder wie Jacob Murey, Emil Joseph Diemer, Hans Aalmoes en Yochanan Afek. Liefhebbers zullen de laatste zeker kennen want Afek doet in Vlissingen elk jaar mee aan het Hogeschool Zeeland schaaktoernooi.

Al die mannen (inderdaad, mannen; de enige vrouw die prominent in het boek voorkomt is de vrouw van Max Euwe) zorgen voor fantastische anekdotes. Iedere sportliefhebber is op de hoogte van de verkniptheid van Bobby Fischer en kent de verhalen van matches om de wereldtitel die nooit gespeeld zijn of het einde niet haalden. Fischer is echter een grijze muis als je hem vergelijkt met allerlei andere schakers die in het boek van Ree figureren. Ook al houdt u niet van schaken, lezen dat boek!

Het antwoord op de vraag waarom er niet zulke leuke hardloopboeken als het schaakboek van Ree geschreven worden, is nog een beetje blijven hangen. Ik kan maar twee dingen verzinnen: 1. Ze bestaan wel maar ik ken ze niet, en 2. Er is geen hardloopverhalentraditie. Er moeten net als schakers tal van bijzondere hardlopers rondlopen. Er worden alleen geen verhalen over geschreven.

2 gedachten over “Mijn schaken

  1. Ik heb 1 jr bij Hans Ree in de klas gezeten, op het latere Cartesius Lyceum. Ik zie hier de naam van Hans Aalmoes. Hij is helaas in 2003 0verleden. Hij heeft in het Ned. handbal team gezeten even als 2 van zijn zoons. Zijn 3e zoon zat in het nationale waterpoloteam.
    Inderdaad iets heel anders dan Schaken.
    Hans Aalmoes en ik hebben samen de Gem. Kweekschool gedaan.

  2. In het bovenste stukje heb ik een fout gemaakt. de middelste zoon heeft niet in het waterpoloteam gezeten, mailde hij mij. Hiervoor mijn excuus. Jenny Proost

Plaats een reactie